Bron ( wikipedia) De Chinese kèpèng (ook wel kepeng, pitjis of picis) was een muntsoort die in China en andere oosterse landen circuleerde vanaf de vierde eeuw v. Chr. tot de twintigste eeuw. Tijdens de Periode van de Strijdende Staten werden kèpèngs voor het eerst geslagen. Ze werden in de Qin-dynastie de standaardmunteenheid van China, en werden tot 1912 voor circulatie geslagen. Over het algemeen waren kèpèngs van brons of koper, maar ijzeren en loden, en een klein aantal zilveren en gouden kèpèngs werden in verschillende periodes van de Chinese geschiedenis geslagen. In de moderne tijd worden kèpèngs als “geluksmunten” gezien en hebben ze nog steeds hun plek in de traditionele Chinese geneeskunde en Feng shui. De Japanse mon, Koreaanse mun, Riukiuaanse mon en de Vietnamese văn zijn allemaal op de Chinese kèpèng gebaseerd en delen hun ontwerp van een ronde munt met een vierkant gat in het midden.[1] Over het algemeen werden de munten gegoten maar ten tijde van de Qing-dynasty onder Keizer Guangxu werden de eerste machinaal geproduceerde kèpèng-munten geslagen.
In Nederlands-Indië en al eerder in Indië onder de VOC werden Chinese kèpèngs gebruikt door de Chinezen en de inheemse bevolking, naast VOC-duiten.[
Recente reacties